Ossu
Dat er ten gevolge van een verbod een illegale markt kan ontstaan, met daarmee samenhangende "nevencriminaliteit" tot gevolg, moet worden bezien in het licht van de noodzaak van het primaire verbod. Is het primaire verbod vrij zinloos, zoals in het geval van prostitutie, dan heeft de nevencriminaliteit een extra zure smaak - want onnodig - en is die bijkomende criminaliteit een legitiem argument voor de noodzaak tot legalisering. Het verbod bestrijdt dan een in beginsel schadevrije handeling, en leidt middels het verbod tot nevencriminaliteit met daadwerkelijke schade.
Dient het primaire verbod een legitiem doel, zoals bijvoorbeeld het verbod voor particulieren om volautomatische vuurwapens te bezitten - of in extremis: het verbod op moord -, dan is de nevencriminaliteit die gepaard gaat met de ontstane illegale markt geen reden om de boel te legaliseren. Dan verbied je namelijk een schadelijke handeling en leidt het verbod daarop weliswaar tot nevencriminaliteit - maar is het de vraag in hoeverre het effect van het verbod en daardoor ontstane nevencriminaliteit met elkaar in verhouding staan.
Het is dus geen gelegenheidsargument, maar een principiële en behoorlijk utilistische afweging die in de genoemde voorbeelden anders uitvalt.