Niet een eigenlijke strafzaak, maar wel met een grote strafrechtelijke component: is iemand die een ander om het leven heeft gebracht - maar wegens ontoerekeningsvatbaarheid geen gevangenisstraf heeft gekregen - onwaardig om te erven van de persoon die hij om het leven brengt? In dit geval gaat het om de Beuningse Martelmoord uit 2015 waarin een man zijn vrouw over het verloop van enkele weken dusdanig toetakelde dat zij kwam te overlijden.
Op grond van de wettekst is iemand die is veroordeeld voor het ombrengen onwaardig om vervolgens uit de nalatenschap van de overledene te erven. Maar in dit geval is de man niet veroordeeld. Hij was ontoerekeningsvatbaar, dus is hij ontslagen van alle rechtsvervolging en is de maatregel TBS opgelegd. Betekent dat dan dat meneer kan erven van de vrouw die hij heeft omgebracht?
De rechtbank zei: ja, meneer kan gewoon erven. De bedoeling van de wetgever is geweest om mensen die een verwijt te maken valt omtrent het veroorzaken van de dood van een ander uit te sluiten van de mogelijkheid om te erven. In het geval waarin iemand geen verwijt te maken valt voor de dood van een ander, bijvoorbeeld wegens ontoerekeningsvatbaarheid, dan kan iemand "gewoon" erven.
Het gerechtshof zei: nee, meneer kan niet erven. We moeten ook kijken naar het recht op leven en het recht op eerbiediging van "family life" maken dat onverkorte toepassing van de Nederlandse wet leidt tot een verkeerde belangenafweging ten opzichte van de (andere) nabestaanden van mevrouw.
Dus de boel kwam bij de Hoge Raad. En die gaat verdomd pragmatisch om met de hele toestand. De Hoge Raadt zegt - kort samengevat - "Ja, leuk en aardig wat jullie prutsrechtertjes en raadsheertjes allemaal hebben lopen aankloten. Maar ik tief die hele zooi van jullie het raam uit en gebruik mijn Gezond Verstand®. En dit kan niet de bedoeling zijn, dus meneer gaat niet erven. Dit Gezond Verstand is vastgelegd in 6:2 lid 2 BW:
Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Daarvoor haalt de Hoge Raad nog wel wat feiten en omstandigheden aan:
a. De gruwelijke wijze waarop [de man] [de zus] om het leven heeft gebracht.
b. De agressieve, grensoverschrijdende en angstwekkende wijze waarop [de man] zich jarenlang jegens [de zus] en jegens [de broer] en zijn familie heeft gedragen. Hij heeft familie en vrienden van [de zus] bedreigd, de zoon van [de broer] zelfs met de dood. Hij heeft bij hen ingebroken en goederen van hen vernield en is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Niet is vastgesteld dat [de man] ook ten aanzien van al deze gedragingen ontoerekeningsvatbaar was.
c. [de man] heeft [de broer] er van beschuldigd [de zus] gedood te hebben. [de broer] is urenlang vastgehouden en verhoord als verdachte.
d. [de man] heeft nooit wroeging getoond over wat hij heeft gedaan en ook nooit zijn spijt daarover betuigd aan [de broer] en zijn familie.
e. [de broer] heeft vanwege al deze gedragingen een grote en gegronde angst voor [de man].
f. Het vermogen van [de zus] bestaat nagenoeg geheel uit hetgeen zij heeft geërfd van haar ouders.
g. [de man] had geen enkel vermogen toen hij met [de zus] trouwde.
h. Het huwelijk tussen [de man] en [de zus] heeft net twee jaar geduurd.
i. De nalatenschappen van de ouders moeten nog worden afgewikkeld. Als [de man] erfgenaam zou zijn, zou [de broer] samen met [de man] die afwikkeling moeten regelen.
Hatsikidee. Opdonderen met die parlmentaire geschiedenis. De tyfus met je mensenrechten en Europese rechtspraak. Gewoon niet zo moeilijk doen en het juridische panacee van de redelijkheid en billijkheid wordt van stal gehaald om de knoop definitief door te hakken.