Het klassieke arrest van de Hoge Raad in dit soort zaken is het Porsche-arrest. Kort gezegd rijdt de bestuurder van een Porsche - te hard, op de verkeerde rijstrook, ladderzat en door rood - vijf mensen dood. Hij werd vervolgd voor doodslag omdat er werd gesteld dat hij voorwaardelijk opzet op de dood had, dat wil zeggen: hij wist dat er een aanmerkelijke kans was dat anderen zouden overlijden, en hij heeft die kans ook bewust aanvaard. De Hoge Raad overwoog:
5.4
In gevallen als het onderhavige, dat zich hierdoor kenmerkt dat de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, dient de rechter evenwel in zijn oordeel te betrekken dat –behoudens aanwijzingen voor het tegendeel– naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
5.5
Gelet op het evenoverwogene en in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de verdachte meermalen –kennelijk om een botsing te vermijden– een ingezette inhaalmanoeuvre heeft afgebroken vooraleer de in de bewezenverklaring bedoelde fatale inhaalmanoeuvre uit te voeren, hetgeen er op wijst dat althans in de voorstelling en naar de verwachting van de verdachte laatstbedoelde manoeuvre niet tot een botsing zou leiden, behoeft de bewezenverklaring, in het bijzonder voor zover daarbij is aangenomen dat verdachtes opzet was gericht op de dood van de slachtoffers, nadere motivering.
Met andere woorden: tenzij er sprake is van heel uitzonderlijke omstandigheden (zoals een suïcidale verdachte) neemt niemand in het verkeer de kans op een dodelijk ongeluk zomaar aan, omdat de kans dat je daar zelf bij overlijdt ook levensgroot is en het niet waarschijnlijk is dat mensen in algemene zin dood willen. Dat maakt dus ook dat de dood van de slachtoffers niet gewild kan zijn.