Vind de beroepszaak rondom Thijs H., die in 2019 op twee locaties drie willekeurige voorbijgangers doodstak wel interessant klinken. Destijds maakte de zaak indruk vanwege die willekeurige aard van de moorden en het feit dat de verdachte een beetje in dezelfde levensfase zit: het was geen afrekening binnen het criminele circuit of zo, maar een student van dezelfde leeftijd. Ook leken er enkele zaken rond zijn behandeling in een GGZ-instelling niet goed te zijn gelopen
Het gaat verder met name over de mate van toerekeningsvatbaarheid. In eerste aanleg bestonden twijfels over de oprechtheid van de verklaringen van verdachte over (mate van) zijn vermeende waanbeelden. Hier wat passages uit het vonnis:
Op het moment dat hij nog een ontkennende verdachte is, maar het forensisch bewijs zich wel al heeft opgestapeld tegen hem, vindt er – blijkens de medische voortgangsverslagen opgemaakt tijdens zijn verblijf in het PPC – een gesprek met zijn moeder en zus plaats waarin belangrijke aspecten ten aanzien het strafproces worden besproken. Kort daarna spreekt de verdachte in het bijzijn van zijn raadsman met een door zijn ouders ingeschakelde psychiater, leent hij een boek over psychoses en na dat alles spreekt hij pas voor het eerst over zijn waanbelevingen tegen een behandelaar in het PPC te Vught. Dat verhaal wordt dan door die persoon aangemerkt als weinig doorleefd, alsof het zijn eigen verhaal niet is. En precies dat vat ook de kern van de twijfel van de rechtbank samen: is het verhaal over de waanbelevingen, die verdachtes handelen volledig zouden hebben overheerst, wel helemaal zijn eigen verhaal? Dat specifieke onderdeel van zijn psychotische ontregeling blijft immers niet meer dan een bewering van de verdachte, niet gestaafd door objectieve omstandigheden. Verder geeft de verdachte zelf in zijn eerste periode in het PPC in Vught meermalen aan dat hij denkt dat hij psychotisch is, omdat hij hallucinaties heeft. Dat is iets dat iemand in een psychose volgens de deskundigen juist níet bij zichzelf kan herkennen en duidt dus ook wellicht op een inkleuring van zijn omstandigheden in plaats van een daadwerkelijke weergave van wat hij beleeft.
Kortom, het uit testonderzoek gebleken aandikken van symptomen in het kader van een bepaalde hulpvraag, het aanwezige gevaar voor inkleuring van zijn belevingen door informatie over psychoses die hij zelf heeft opgezocht of van anderen heeft gekregen en het niet doorleefd lijken van zijn emoties bij wat hij presenteert als zijn verhaal, en daarbij de grote wens om volledig ontoerekeningsvatbaar te worden verklaard, doen de rechtbank twijfelen of de wanen wel bestonden in de mate waarin de verdachte hierover verklaard heeft. En die twijfel raakt voor de rechtbank de vraag of wel zo stellig gezegd kan worden dat verdachtes handelen, op basis van zijn beweringen hieromtrent, volledig werd overheerst door zijn waanbelevingen op het moment dat hij zijn slachtoffers vermoordde.
Dan zijn er nog omstandigheden te benoemen waardoor de rechtbank van oordeel is dat verdachtes eigen handelen een bijdrage heeft geleverd aan het toenemen van de ernst van zijn psychisch toestandsbeeld tot aan de ten laste gelegde feiten.
Een van die omstandigheden is dat de verdachte verdovende middelen en niet-voorgeschreven medicijnen gebruikte. Daarover is hij tegen behandelaren, zijn naasten en de deskundigen van het PBC niet eerlijk geweest. Als gevolg hiervan kan de invloed van dat gebruik op de ontwikkeling van de psychoses nu niet meer worden geduid door de deskundigen. Over het innemen van niet-voorgeschreven medicijnen (Venlafaxine, Lorazepam en Risperidon) is de verdachte helemaal niet open geweest: hij ontkent het, maar dat moet een leugen zijn gelet op de omstandigheid dat sporen van die medicatie in zijn haren zijn aangetroffen en die daar niet anders dan door inname van de desbetreffende medicatie kunnen zijn gekomen.
Ten aanzien van de drugs, in het bijzonder de cannabis, is hem meermalen duidelijk door zijn behandelaren te verstaan gegeven dat hij die niet meer mocht gebruiken. Van de verdachte mag ook verwacht worden dat hij dit advies begreep, gelet op zijn intellect en op zijn zoekslagen op internet naar mogelijke relaties tussen drugs- en medicatiegebruik en psychoses.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is, komt de rechtbank tot het oordeel dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Die conclusie heeft tot gevolg dat de verdachte wel strafbaar is, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.