tsjok Ik bedoel zeker niet je lange en zorgvuldige post wat flauw af te doen, maar je hecht echt te veel letterlijke waarde aan de richtlijn. De richtlijn is bedoeld om een handvat te bieden. Niet elke afwijking hoeft specifiek te worden gemotiveerd, wat gemotiveerd moet worden is de hoogte van de straf an sich. Daarvoor zijn argumenten als "het heeft een grote impact op zijn werk" en "de rechtbank vindt de gevorderde eis te hoog" en "de straf vinden we voldoende gezien de ernst van het bewezenverklaarde" valide argumenten. Je schiet ze nu af alsof het een gebrekkige onderbouwing van exacte wetenschap is, maar dat is strafmaatbepaling niet.
Geen exacte wetenschap, maar het dient wel volgens (rechts)wetenschappelijke principes te gebeuren. En volgens mij doet het er niet heel erg toe of je bij het beredeneren nu een richtlijn, precedent, of een wettelijk maximum als beginpunt neemt voor het beredeneren van een exact aantal. Je kan dat immers niet zomaar uit de lucht plukken. Of dat nu de vraag betreft hoeveel maanden gevangenisstraf passend is, of hoeveel "korting" op een schadevergoeding wegens eigen schuld passend is. Uiteindelijk dient het voor procespartijen, het publiek en een eventuele beroepsrechter inzichtelijk zijn hoe en op welke gronden tot een bepaalde beslissing is gekomen.
In de voorgaande post heb ik uiteengezet waarom daar volgens mij in dat specifieke geval niet aan is voldaan: hoewel de door jou geciteerde gronden inderdaad valide zijn, in de zin van "dat zijn elementen die gewicht in de schaal kunnen leggen", lijken de meeste van ondersteunende aard te zijn en op zich beschouwd niet bijzonder geschikt als objectief aanknopingspunt voor het bepalen van een strafmaat.
De mogelijkheid dat verdachte zijn baan zal verliezen bij een straf van een bepaalde duur betreft een directe afweging tussen de belangen van de verdachte en die van de maatschappij als geheel. Dit is het enige argument dat volgens mij als objectieve maatstaf kan worden gehanteerd (naast de richtlijn die als handvat dient): waar ligt de grens waarop verdachte in dienst kan blijven en dus de mogelijk langdurige schade tot diens normale leven beperkt kan blijven? De rechter zal dan moeten kijken of naar de aard en ernst van het delict mogelijk is om op of onder deze grens te blijven. Kun je immers een straf opleggen die recht doet aan het delict, en de schade voor de verdachte en maatschappij verder vrij beperkt kan houden, dan geniet dat uiteraard de voorkeur.
En kénnelijk kan dat in dit geval, volgens de rechtbank. De rechtbank is immers van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Dit is subjectief, iets dat in het rechtsgevoel van de rechtbank leeft. Het zou mooi zijn wanneer dat verder onderbouwd zou zijn. Helaas is dat niet gebeurd, maar dat zie je wel vaker bij een soort redelijkheidstoets.
Ervan uitgaande dat dit de wijze van redeneren is geweest (richtlijn als handvat, matigen omdat verdachte anders mogelijk zijn baan kwijt raakt -> acht maanden waarvan zes voorwaardelijk) die leidend is geweest bij de beslissing tot uiteindelijke strafoplegging, zit je m.i. alsnog met een leemte in de onderbouwing. We weten immers niet waar de grens van het beperkt houden van de nadelige gevolgen voor de verdachte op is gebaseerd.
Zo beschouwd snap ik het beroep van het OM: de straf valt aanzienlijk lager uit dan gevorderd, lager dan de richtlijn die als startpunt wordt genomen voorschrijft bij een minder-ernstige mate van verwijtbaarheid, en is onvolledig onderbouwd (in ieder geval zo slecht dat de uiteindelijke beslissing niet-begrijpelijk is voor het OM). Ook is voor de beroepsrechter onduidelijk of het doel van de rechter in eerste aanleg (zorgen dat verdachte zijn baan kan behouden) überhaupt wel gehaald kan worden met deze straf. Wie weet wordt verdachte bij afwezigheid van zes weken al het bedrijf uitgegooid en zit je alsnog met de gebakken peren.
tsjok Dit is geen argument voor of tegen afwijken van de richtlijn, zoals je het presenteert; de eis van de officier van justitie is alleen een nadrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359 lid 2 Sv en daarom moet de rechter motiveren waarom hij er vanaf wijkt op straffe van nietigheid van het vonnis. De motivering in dit geval is dus "ik vind hem te hoog gezien de eis in vergelijkbare gevallen".
Ja, dat is juist mijn kritiek: het gaat hier over waarom er niet wordt meegegaan in de eis van het OM, maar verder levert het weinig inzicht op, ook ten aanzien van de richtlijn als startpunt van de strafmaatberedenering:
Drietebuul Dat kan natuurlijk, maar hiermee wordt niet ingegaan op de hoogte van de straf die in de richtlijn, van acht maanden onvoorwaardelijk, waar eerder nog aansluiting bij werd gezocht.
De enige objectieve grens die je dan kan trekken is dat wat kennelijk wel redelijk wordt geacht onder de 2,5 jaar onvoorwaardelijk zit. Het aansluiten bij de richtlijn zou daarmee prima tot het rijk der redelijke mogelijkheden moeten behoren.
Het is een van de handvol strafrechtuitspraken die ik lees in een jaar, dus heb er niet veel ervaring mee. Is dit "de standaard" of heb ik toevallig een "rotte appel" getroffen? Dit vonnis trok mijn aandacht vanwege de gevoelsmatige lage straf. Dat die niet nader wordt verklaard in het vonnis maakt dat ik het hoger beroep tzt ook zal lezen. Kijken of deze straf daar beter wordt onderbouwd, of dat er een andere strafmaat volgt.
De reden voor het posten was dat hier (of in een ander topic) recent een discussie was over de strafmaat bij verkeersdelicten was. Dit vonnis leek mij daar een prima voorbeeld van. Ofwel van een te lage strafmaat, ofwel van miscommunicatie tussen de rechtspraak van het publiek.