GSbrder
Ik heb de indruk dat het vooral mensen zijn die vanwege een overgangsfase in hun leven in een recreatiewoning zijn beland. Vanwege een scheiding, financiële problemen, een nieuwe baan of een onwenselijke thuissituatie zijn ze uit noodzaak naar een recreatiewoning gegaan. Een gedeelte van die mensen zal na verloop van tijd wel weer weg kunnen, naar een "echte" woning, maar toch de voorkeur geven aan het in de recreatiewoning blijven. Of dat dan vooral is omdat de huren voor een "echte" woning significant hoger zijn, of dat het is omdat de recreatiewoning "thuis" is geworden, durf ik niet te zeggen. Ik denk dat je daar beleidstechnisch ook niet per se onderscheid in kan - of moet willen - maken.
Ook zou ik niet zeggen dat de permanente bewoning definitief moet worden geaccepteerd. Bestemmingsplantechnisch blijft de bestemming van de percelen "recreatie", maar de huidige bewoner(s), en alleen de huidige bewoner(s), hebben een persoonsgebonden ontheffing voor hun specifieke woning om in strijd met het bestemmingsplan te handelen. Zodra de ontheffingshouder overlijdt of verhuist heb je dus alleen nog het bestemmingsplan (met een beetje geluk tegen die tijd: een omgevingsplan) waarin enkel de bestemming recreatie geldt. En dan is het zaak dat daarop gehandhaafd wordt. En natuurlijk ook bij alle andere percelen met een recreationele bestemming om te voorkomen dat je over een aantal jaar weer met dezelfde problematiek kampt.
Het levert (dus) geen nieuwe werkelijkheid, of een import van randstedelijk problemen op: het betreft enkel de mensen die op dit moment al (langere tijd) op hun specifieke locatie zitten. Dan is er natuurlijk nog wat te schuiven met de peildatum, maar ik zou op het eerste oog vijf jaar een prima termijn vinden. Woonde je sinds 1 januari 2017 tot 1 januari 2023 onafgebroken in een recreatiewoning en kun je dat op de een of andere manier aantonen: persoongebonden ontheffing.