Onze morele boekhouding klopt niet meer
We redden banken en laten ziekenhuizen failliet gaan. Dat beeld vat een tijd samen waarin de grenzen van het marktdenken zichtbaar zijn geworden. Grote banken zijn uit de markt gevallen: een bankroet is immers uitgesloten. En ziekenhuizen zijn in de markt gevallen: plotseling kunnen ze van de ene op de andere dag worden ontmanteld.
Hier is iets gruwelijk mis gegaan. De woede over de gang van zaken bij de twee ziekenhuizen is terecht. Er valt vast van alles te zeggen over de bedrijfsvoering, maar dat had op een andere manier moeten worden opgelost. Een overheid die toestaat dat ziekenhuizen op zo’n chaotische manier worden gesloten, heeft zijn prioriteiten niet op orde.
Ches Rijpkema, werkzaam in het Slotervaartziekenhuis bij het vervoer van patiënten, zei het goed in de Volkskrant: „Het is een schande dat je in een welvarend land als Nederland zo omgaat met doodzieke patiënten. Ik heb de afgelopen dagen onmenselijke taferelen meegemaakt.” Een patiënt, Charlie Hilm, vertelt over de cultuur: „Mij valt op dat iedereen voor elkaar klaar staat. Een soort familieziekenhuis. In de lift spreken artsen en schoonmakers elkaar bij de voornaam aan.”
De werkelijkheid zal iets minder rooskleurig zijn geweest, maar het is duidelijk dat in de afgelopen decennia kosten en baten steeds meer de menselijke maat verdringen. Het jargon van de bedrijfsvoering wordt opgelegd aan zorg, onderwijs en veiligheid. Met als treurig dieptepunt het faillissement van deze ziekenhuizen.
Je zou denken: deze gebeurtenis kan een eerherstel van het publieke domein inluiden. Maar Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau zingt in de Volkskrant het liberale liedje nog wat mee: „In de jaren zeventig overheerste het geloof in de maakbaarheid waarbij de politiek alles collectief wilde oplossen. Daar zijn politici op teruggekomen, maar je ziet het nu bij burgers: ‘weg met alle pech’, is de gedachte. Ik denk dat de verwachtingen ten aanzien van de politiek veel te hoog gespannen zijn.”
Zou het werkelijk zo zijn dat mensen zulke onredelijke verlangens koesteren? Dat ze niet meer begrijpen dat ziekte en dood bij het leven horen? Dat werkloosheid of arbeidsongeschiktheid iedereen kan overkomen? Ik geloof er niets van. Het is veel meer zo dat burgers nog steeds een verwachting hebben over de publieke zaak en gezagsdragers daar op aanspreken.
Een beetje historisch bewustzijn laat al snel zien dat democratie helemaal niet zonder het idee van maakbaarheid kan. De oorsprong van ons overlegmodel ligt in de waterschappen. Dat is ooit de ‘democratie van natte voeten’ genoemd: de dwang tot samenwerking komt voort uit de indamming van het water.
Twaalfduizend mensen – inclusief vierhonderd rattenvangers – zijn dag in dag uit bezig met het waterbeheer. Jaffe Vink heeft dat mooi beschreven in zijn boek Holy Shit! Hij zingt de lof van de vooruitgang door nauwgezet en geestig te vertellen over de uitvinding van de riolering en de waterzuiveringsinstallatie. De beschaving die we delen boven de grond wordt ook onder de grond mogelijk gemaakt.
Zo bericht Vink over het werk van Samuel Sarphati, de armenarts die zich zorgen maakte over de hygiëne in de hoofdstad. Hij zette zich aan het inzamelen van huisvuil en straatvuil, ook uit de grachten waar de dode kadavers wegrotten: „De man die later het initiatief nam voor het betoverende glaspaleis, het Paleis voor de Volksvlijt, en die ook het idee had voor het majestueuze Amstelhotel, zat nu in de ondraaglijke stank van het beerputruimen.”
De ingenieurs van de waterschappen, de ondernemende Sarphati, ze werden allemaal gedreven door een beschavingsideaal, wilden voorbij de gelatenheid reiken. Wie deze geschiedenis van ordening tot zich laat doordringen begrijpt dat zich een duidelijke keuze aftekent in de politiek. Laten we de markt steeds verder de samenleving overwoekeren of willen we de betekenis van het publieke domein herontdekken?
Vooral de christen-democraten worstelen met deze vraag nu de liberalen – na twintig jaar regeren sinds 1994 – op een dood spoor zijn geraakt. Sybrand Buma haalde uit naar minister Bruins (Medische zorg, VVD): „Ziekenhuizen zijn meer dan een stapel stenen. En faillissementen zijn geen stresstest voor de zorg, zoals de minister zei.” Buma hekelde het „liberale rendementsdenken”.
Die principiële kritiek schept verplichtingen. De regeringscoalitie slaagt er niet in een toekomstgericht idee aan de samenleving voor te houden. We hebben een premier die energie ontleent aan zijn onwil om zoiets als een visie onder woorden te brengen. Dat heeft een tijd lang gewerkt, maar inmiddels klopt onze morele boekhouding niet meer: we redden banken en laten ziekenhuizen failliet gaan.
Paul Scheffer is hoogleraar Europese studies.