Arm D66. Dat stootte woensdag zijn keurige hoofd aan zijn eigen, dit keer standvastige onderwijsminister Van Engelshoven. Terwijl D66-Tweede Kamerlid Paul van Meenen toch zeker wist alle coalitiepartijen te hebben meegelokt met het voorstel om de extra toelatingseisen voor de pabo te laten varen om het lerarentekort te lenigen. Het plan gaat dus niet door.
Gelukkig maar, want het was een dom plan.
Zijn die akelige toelatingstoetsen de reden dat studenten de pabo mijden? (Het aantal inschrijvingen neemt overigens toe.) Misschien geldt dat voor een handjevol studenten die de toetsen onmogelijk halen – die kunnen het beroep ook maar beter mijden.
Studenten blijven vooral weg omdat het leraarschap een beroerd imago heeft: keihard werken voor weinig geld, veel gezeur van drammerige ouders, lage status, hoge kans op burn-out. Er wordt veel geklaagd, en begrijpelijk, maar dat maakt het beroep nog minder sexy. Jongeren denken: bij die huilebalken wil ik niet horen.
Waarom werden die toetsen in 2015 ook alweer ingesteld? Vanwege de aanzwellende klachten, van scholen, ouders, wetenschappers en opiniemakers, over het niveau van de pabogediplomeerden. ‘Ze’ wisten en konden echt niets, maakten erbarmelijke spelfouten, konden Appelscha niet aanwijzen op de kaart en geen breuken optellen.
Taal- en rekentoetsen waren er al sinds 2005, met eindeloze herkansing. In 2015 kwamen daar toelatingstoetsen bij in aardrijkskunde, geschiedenis en natuur/techniek, voor mbo’ers en havisten die die vakken niet in hun eindexamenpakket hadden. Niet zo gek, want andere studies eisen ook bepaalde eindexamenvakken, en leerkrachten moeten kinderen later in die vakken kunnen onderwijzen. D66 en VVD waren loeiend vóór. Alles voor kwaliteit.
Nu vindt D66 dat de pabo’s de mbo’ers en havisten met kennishiaten maar moeten bijspijkeren, naast al dat gespijker aan rekenen en taal en de pedagogische opleiding. Dat lukt natuurlijk nooit. En het is ook raar: we vragen ook niet aan de opleiding geneeskunde om het scheikunde- en biologieonderwijs nog eens over te doen. Het schrappen van de toetsen zal onherroepelijk tot gevolg hebben dat het niveau van basisschoolleraren keldert.
Ik denk dat je juist het omgekeerde moet doen: verhoog de eisen voor aankomende leraren, zowel voor het basis- als voortgezet onderwijs. Niet hbo maar een universitaire bachelor (voor de basisschool en vmbo) en een master (voor havo/vwo) zouden de norm moeten zijn. Dat vinden ook de Onderwijsraad, de KNAW en de VSNU. De vorige staatssecretaris Sander Dekker was druk in de weer met streefgetallen.
Intussen daalde het opleidingsniveau van de leraar. In de gehele samenleving steeg het onderwijsniveau, maar in de beroepsgroep die daarvoor zorgde, daalde het juist. Dat is merkwaardig, en verkeerd. Waren leraren tot eind vorige eeuw meestal hoger opgeleid dan de ouders, nu is dat vaak niet zo. Dat, en het lage salaris, doet afbreuk aan het gezag van de leraar. Treurig. Nog erger is dat het kennisniveau van de samenleving aantoonbaar daalt als het kennis- en opleidingsniveau van leraren daalt.
Je trekt juist gemotiveerde mensen aan door hoge eisen te stellen. Studenten die het ‘leuk’ vinden om te werken met kinderen maar óók graag kennis overdragen en geïnteresseerd zijn in onderzoek. Een opleiding die iets voorstelt, die niet zomaar iedereen toelaat, daar wil je wel heen. Zo, en door behoorlijke betaling, gaat de status van de leraar omhoog. In landen waar de salarissen goed zijn en alle leraren universitair zijn opgeleid, zijn de lerarentekorten kleiner en de prestaties beter, zo bleek dit jaar uit onderzoek van de Amerikaanse onderwijseconoom Eric Hanushek; in Finland wordt zelfs gevochten om de opleidingsplaatsen en banen. De omslag kost even tijd, maar het onderwijs zal er enorm van opknappen.